Evaluatie WBSO 2018 tot en met 2022
De vijfjaarlijkse evaluatie van de WBSO over de periode 2018-2022 is op verzoek van het ministerie van Economische Zaken uitgevoerd door de Stichting Economisch Onderzoek (SEO) en Dialogic en gepubliceerd. Het gaat te ver om het hele rapport te bespreken, maar hier enkele opmerkelijke punten daaruit.
Doelgroepbereik
De evaluatie toont aan dat het doelgroepbereik van de WBSO passend blijft. Er waren tussen de 19.000 en 20.000 aanvragers per jaar gedurende de evaluatieperiode. Ondanks een schijnbare daling in 2022, blijkt dat het aantal S&O-uren stijgt, wat wijst op een toename in projectomvang. De daling in het aantal aanvragen zal komen doordat aanvraagperiodes vanaf 2022 mogen overlappen en er gedurende het jaar drie aanvullende aanvragen gedaan kunnen worden, zodat het niet meer nodig is om voor kortere periodes aan te vragen om eventuele wijzigingen in de aangevraagde activiteiten en het aangevraagde aantal uren mogelijk te maken. Dat kan nu met een aanvullende aanvraag gedaan worden.
De WBSO wordt voornamelijk gebruikt door het midden- en kleinbedrijf: 97% van de gebruikers zijn mkb-bedrijven. Ongeveer de helft van deze gebruikers zijn kleine bedrijven met 1-9 werknemers. Het blijft ons steken dat de 3% grote bedrijven maar liefst ongeveer een derde van de totale afdrachtvermindering gebruikt.
De grootste sectoren die gebruikmaken van de WBSO zijn Advisering en onderzoek, Industrie, Informatie en communicatie, en Financiële instellingen, die samen meer dan 80% van het gebruik uitmaken.
Doeltreffendheid
De WBSO wordt nog steeds als een doeltreffend instrument beschouwd, met een bang-for-the-buck van € 0,41 in termen van S&O en € 0,81 in termen van R&D. Dit betekent dat gebruikers voor elke euro aan belastingkorting gemiddeld 41 cent in S&O en 81 cent in R&D investeren.
De effectiviteit van de WBSO als stimulans voor extra S&O/R&D-investeringen neemt wel af over de tijd. De bang-for-the-buck is in de periode 2018-2022 lager dan in de voorgaande periode, wat mogelijk te maken heeft met macro-economische ontwikkelingen en de beschikbaarheid van geschikt personeel, stellen de onderzoekers.
Uitvoeringskosten
De uitvoeringskosten van de WBSO zijn erg laag in vergelijking tot de uitvoeringskosten van subsidieregelingen. Rond 1,4% van het budget wordt aan uitvoeringskosten besteed. Een deel daarvan zou ook nog toegerekend kunnen worden aan de Innovatiebox, omdat voor die regeling een S&O-verklaring een vereiste is en de uitvoeringskosten daarvoor onder de WBSO vallen.
Spill-overs
De WBSO stimuleert op macroniveau bijna een miljard aan extra R&D-uitgaven per jaar. Geschat wordt dat dat tot een publiek economisch rendement van 2,6 tot 3,1 miljard euro op de langere termijn leidt, waarvan een groot deel door spill-overs komt. Het effect van de regeling is dus aanzienlijk breder dan alleen het bereik onder de doelgroep.
Wig tussen S&O en R&D
De onderzoekers constateren dat de wig tussen “S&O” en “R&D” groeit: steeds meer van wat bedrijven als R&D ervaren valt niet onder het begrip S&O. Ongeveer een derde van de bedrijven in de sector Informatie en communicatie ervaart dat de WBSO minder goed past bij de iteratieve ontwikkelmethoden, die doorgaans bij programmatuurontwikkeling worden ingezet en dat er onduidelijkheid bestaat over de definitie van S&O in relatie tot programmatuurontwikkeling. Die wig zou één van de redenen kunnen zijn waarom de kloof tussen de R&D-bedrijven en WBSO-gebruikers groeiende is. Daarnaast haken R&D-bedrijven ook af nadat hun aanvragen één of twee keer afgewezen zijn en is er een groep aan potentiële gebruikers, die te incidenteel aan S&O doet om aan te willen vragen.
Het hele rapport
Lees ook het hele rapport en de kabinetsreactie daarop.
